Wetenschappelijk onderzoek

Het redzaamheidsproject

In 2018 is er een groot wetenschappelijk onderzoek gestart op het gebied van het technisch lezen. Het gaat daarbij om het redzaamheidslezen. Binnen dat project is het leesdoel voor de kinderen niet het snel lezen, maar het gewoon lezen. 

De kinderen worden tijdens de leeslessen niet meer aangespoord om snel te lezen, maar om rustig en nauwkeurig te lezen. Daarnaast wordt de DMT op een andere manier afgenomen en worden er focuslessen gegeven.

Omdat er geen gegevens zijn over hoe kinderen zich ontwikkelen als je de tijdsdruk weghaalt, is er een onderzoek gekoppeld aan de invoering van het redzaamheidslezen.

drs. Luc Koning is de onderzoeksleider van het project en het wordt begeleid door prof. B.A.M. Maassen van de letterenfaculteit van de RUG.

Het onderzoek 'loopt' van 2018 tot 2023.

In het onderstaande is een deel van het onderzoeksdesign weergegeven.

Over de resultaten van het onderzoek verschijnen steeds tussentijdense rapporten. Die rapporten zijn te bestellen via de webwinkel

De onderzoeksaspecten

1. De onderzoeksvragen

 

Er worden in het onderzoek 13 onderzoeksvragen gesteld en beantwoord.

  1. 1Hoe lezen de redzaamheidskinderen halverwege groep 3 en eind groep 3 (en daarna?). Hierbij wordt de functie van de ontwikkelingslijn onderzocht. Het gaat dan om de toename van de hoeveelheid woorden gedurende 5 jaar van groep 3 tot eind groep 7. Dat onderzoek wordt het acceleratie-onderzoek genoemd en is het centrale onderzoeksonderwerp.
  2. Zijn er verschillen in leesopbrengsten tussen de gangbare leesmethoden?
  3. Hoe betrouwbaar is de afname van de kaarten 1, 2 en 3 volgens de redzaamheidsinstructie?
  4. Hoe valide is de afname van de kaarten 1, 2 en 3 volgens de redzaamheidsinstructie?
  5. Wat is de kwaliteit van de gebruikte letterkennistoets en wat is de samenhang met de leesprestaties en de andere data die verzameld zijn?
  6. Hoe scoren kinderen op de toets fonemisch bewustzijn en welke rol speelt het fonemisch bewustzijn in de leesprestatie?
  7. Is er sprake van effect op het begrijpend lezen?
  8. Hoe is de implementatie van het redzaamheidslezen tot nu toe verlopen?
  9. Wat is binnen het redzaamheidslezen de weg van de kinderen met leesproblemen of dyslexie? (Om welke aantallen/percentages gaat het en wat is het effect van de externe hulp door behandelinstituten?)

Daarnaast zijn er nog enkele subvragen onderzocht in de vorm van een pilotonderzoek zoals:

  1. Is de nieuwe kaart 3 (A– en B-versie) , die deel uitmaakt van de Pravoo-variant voldoende valide en betrouwbaar?
  2. Is het uitstroomniveau van een school een (mede)bepalende factor bij het samenstellen van de steekproef?
  3. Is er verschil tussen de redzaamheidsafname van kaart 3A en 3B en de originele Cito-afname van kaart 3A en 3B?
  4. Als kinderen bij de Cito-afname van de DMT-toets een D of E scoren, hebben ze dan bij het redzaamheidslezen ook leesprobleme

 

De proefgroepen

Binnen het onderzoek zijn er de volgende proefgroepen samengesteld

1. het representatieve cohort

2. het reserve cohort

3. het cohort Montessori

4. het cohort variabele leesstart

5. het cohort s(b)o

 

Het representatieve cohort

Voor het controleren van de ontwikkelde redzaamheidslijn is het nodig een representatieve proefgroep te hebben. Die proefgroep moet voldoen aan de volgende kenmerken:

  1. Het moet gaan om kinderen die niet zijn gedoubleerd om zo zuiver mogelijk de leesontwikkeling gedurende de loop van het project vast te kunnen stellen. De didactische leeftijd van de kinderen is dus gelijk.
  2. Het moet niet gaan om kinderen waarvan al snel gebleken is dat eigenlijk niet in groep 3 thuishoorden omdat ze na een half jaar 0 woorden lazen op de DMT en daarna naar groep 2 teruggegaan zijn of naar een school voor sbo. Het ging daarbij om 4 kinderen.
  3. Het moet gaan om kinderen op scholen die gemiddeld een gemiddelde uitstroom hebben. (Zie toelichting hierna)
  4. Het moet gaan om scholen die na de grote vakantie beginnen met een methode of methodiek voor het aanvankelijk lezen. In een van de aanmeldingsformulieren was vraag 8 opgenomen die tot doel had dit kenmerk te checken: 8. Voor het grote ijkingsonderzoek gebruiken we de scholen die regulier met de meeste kinderen in groep 3 met de leesmethode beginnen. Dat kan soms betekenen dat sommige kinderen al wel wat verder instappen, maar de meeste kinderen zijn na de grote vakantie bij het begin begonnen. Is dat bij u ook het geval?
  5. Het moet gaan om een goede verdeling tussen grote en kleine scholen.
  6. Het moet gaan om een representatieve over Nederland verdeelde steekproef.

 

Onderstaand is het tijdspad van het onderzoek weergegeven. In 2020 is het rapport verschenen over het eerste onderzoeksjaar met veel meer details over de onderzoeksopzet en de eerste resultaten. Het tussentijdse data-rapport over de periode tot en met midden groep 4 verschijnt in maart 2020.